Welkom op de website van Website titel
1.1 Vrije concurrentie en monopolies
2.1 Terminilogie
2.2 Complexe materie
2.3 Specialistische bijstand bij conflicten
2.4 VIEPA
3.1 Octrooi of patent
3.2 Modellen en tekeningen
3.3 Merken
3.4 Handelsnamen
3.5 Auteursrecht
4.1 Ex parte verbod
4.2. Bewijsbeslag
4.3 Beslag
4.4 Sommatiebrief en mogelijke vorderingen
4.5 (Proces)kosten
4.6 Kort geding
4.7 Ten uitvoer leggen
4.8 Hoger beroep en cassatie
4.9 Internationale aspecten
4.10 Bodemprocedure
4.11 Europese aspecten
Intellectuele eigendom is een verzamelbegrip voor diverse rechten die allemaal producten van de geest beschermen. Literaire werken, films, software, vormgeving, merken, technische uitvindingen, allemaal zijn ze door mensen bedacht en worden ze erkend als immateriële eigendom die bescherming verdient. Wat deze rechten verbindt is dat zij allemaal op een of andere manier iets met informatie te maken hebben en de houder een bepaald monopolie geven.
Onze maatschappij is gebaseerd op vrije concurrentie. Het vaste uitgangspunt is dat namaken mag en dat we op elkaars ideeën, werken en uitvindingen verder mogen bouwen. Zo kunnen we blijven innoveren en hebben we een zo rijke cultuur gekregen. Echter, die innovatie en ontwikkeling zou tot stilstand komen als de mensen die daar verantwoordelijk voor zijn niet een bepaalde beloning zouden kunnen krijgen. Dit principe bleek al snel tijdens de industriële revolutie aan het einde van de 19e eeuw, de eerste keer in de geschiedenis van de mensheid dat in zo’n korte tijd zo’n omvangrijke en ingrijpende technologische en culturele innovatie plaatsvond.
Het bleek dat als uitvinders en kunstenaars niet, in ieder geval tijdelijk, een monopolie kregen op hun uitvinding en werk, slecht willende derden meteen met die uitvindingen en werken aan de haal gingen. De uitvinder en kunstenaar stonden dan met lege handen en hadden weinig aanleiding om in de toekomst nog eens te investeren in een uitvinding of werk, laat staan deze met anderen te delen. Om de innovatie te ondersteunen sloot men in korte tijd een aantal belangrijke verdragen die de basis vormen van de huidige rechten van intellectuele eigendom. In 1883 werd het Verdrag van Parijs gesloten dat de rechten van industriële eigendom regelde. Daaronder werden begrepen octrooien (ook wel patenten genoemd), tekeningen en modellen, merken, handelsnamen, aanduidingen van oorsprong, en de bestrijding van oneerlijke mededinging. Drie jaar later, in 1886, sloot men ook de Berner Conventie voor de bescherming van auteursrecht. Die verdragen waren vanaf het begin een groot succes en nagenoeg alle landen ter wereld zijn daar nu lid van. De globalisering is al veel eerder begonnen dan de meeste mensen denken.
Er bestaan vele rechten van intellectuele en industriële eigendom. Gezamenlijk worden deze rechten afgekort als IE. In het Engels spreekt men van ‘intellectual’ en ‘industrial property’ en daar kort men dat weer af met IP. Nu we hier in het Nederlands schrijven, gebruiken we de afkorting IE.
Sommige IE-rechten spreken voor zich, anderen beschermen meer of anders dan je in eerste instantie zou denken. Ieder IE-recht kent zijn eigen voorwaarden voor de verkrijging daarvan (wel of niet verplichte registratie), zijn eigen geografische reikwijdte, duur en de wijze van instandhouding. Bovendien verschillen de regels per IE-recht voor de vraag of een derde inbreuk op dat recht maakt.
Al die rechten zijn weer geregeld in diverse verdragen, Europese en Benelux regels en nationale wetten. Al die verschillende rechten met hun verschillende, vaak internationale, regels maken het IE-recht nogal complex. Extra complex kan het worden als meerdere rechten tegelijk in het spel zijn. Op zoiets als een computerspel zijn zo’n beetje alle IE-rechten van toepassing: auteursrecht beschermt zowel de software, het format van het spel als de vormgeving ervan; als de techniek van het spel zich daartoe leent kan die door octrooirecht zijn beschermd; de characters en andere grafische elementen kunnen modellen zijn en de titel van het spel en de naam van de producent zullen als merk zijn geregistreerd terwijl de naam van de producent ook nog als handelsnaam kan zijn beschermd.
Met al die rechten en verschillende regels kunnen er conflicten bestaan over het bestaan van een IE-recht of het, in de ogen van de houder van zo’n recht, oneigenlijk gebruik daarvan door een ander. Ook op die conflicten zijn weer allerlei verschillende, nationale, Benelux, Europese en Internationale regels van toepassing. Niet alleen voor de inhoud en de reikwijdte van het desbetreffende IE-recht, maar ook voor de wijze van procederen.
Alleen een gespecialiseerde advocaat met ervaring in het voeren van procedures over IE-conflicten kan goed adviseren over de kansen van succes, de mogelijke risico’s, mogelijke grensoverschrijdende aspecten van het conflict, de mogelijkheid van beslag, type procedure, kosten, etc. Deze zaken zijn allemaal, stuk voor stuk, afwijkend van andere rechtsgebieden. Het inschakelen van een specialist is dus noodzakelijk.
Iedere advocaat mag procedures voor u voeren, maar het is vaak moeilijk te achterhalen welke advocaat de juiste is om een bepaald geschil te behandelen. Om bij conflicten over IE aan die onzekerheid een einde te maken, is de VIEPA opgericht. Advocaten die lid zijn van de VIEPA hebben moeten aantonen, met opleidings- en ervaringsvereisten, dat zij kunnen steunen op kennis en ervaring van het behandelen van zaken over IE-rechten. Een VIEPA advocaat is een echte gespecialiseerde IE-advocaat.
Wat is een octrooi of patent?
Het octrooirecht, of patentrecht, beschermt technische uitvindingen. Uitvindingen kunnen een voortbrengsel zijn, d.w.z. een ‘inrichting’ (b.v. een machine) of een stof (b.v. een geneesmiddel), of een werkwijze, d.w.z. de methode om zo’n machine of geneesmiddel te produceren. In principe wordt techniek alleen door octrooien beschermd en dan maar voor 20 jaar.
Octrooien zijn in het algemeen nogal duur en de grootste afnemers van octrooien zijn dan ook vaak grote, technische bedrijven als geneesmiddelenproducenten, autofabrikanten en high-tech bedrijven. Dat neemt niet weg dat ook kleinere ondernemingen vaak veel aan een octrooi kunnen hebben. Voorbeelden als die van James Dyson met zijn zakloze stofzuiger, de Nederlandse Vacu Vin en het beschuit met inkeping zijn daarvan weer goede uitzonderingen die de regel bevestigen.
Vereisten om als octrooi te kunnen worden beschermd
Om als octrooi te kunnen worden beschermd moet een uitvinding nieuw, inventief en toepasbaar zijn. Over deze begrippen wordt veel en uitgebreid geprocedeerd en zij hebben mede daardoor een heel specifieke en subtiele betekenis. Kort gezegd komt nieuwheid er op neer dat de uitvinding nog nooit eerder bekend mag zijn gemaakt. De nieuwheid is absoluut, d.w.z. als de uitvinding ook maar ergens waar ter wereld openbaar is gemaakt, al is het in een obscuur exotisch tijdschrift, dan is de uitvinding al niet meer nieuw. Inventiviteit houdt in dat de uitvinding voor de gemiddelde vakman verrassend moet zijn en niet voor de hand liggend. Die gemiddelde vakman is een theoretisch figuur, een ‘maatman’, en is diegene die voor de relevante techniek beschikt over algemene vakkennis. Het vereiste van toepasbaarheid tenslotte, is bedoeld om beschermbare uitvindingen af te bakenen van de niet-beschermbare, zuiver esthetische of onmogelijke uitvindingen, zoals b.v. een perpetuum mobile.
Europees Octrooiverdrag
Octrooien zijn alleen beschermd als zij zijn geregistreerd. Elk land heeft zijn eigen nationale octrooien, maar omdat het heel bewerkelijk en duur zou zijn om voor elk land apart octrooien te moeten registreren zijn er diverse verdragen die het internationaal registreren van een octrooi makkelijker moeten maken.
In Europa hebben we het Europees Octrooi Verdrag (EOV) dat, anders dan de naam doet vermoeden, niets met de Europese Unie (EU) te maken heeft maar een aparte verdragsorganisatie vormt. Negen landen die geen lid zijn van de EU, zoals Zwitserland en Turkije, zijn toch lid van het EOV. Onder het EOV is er het Europees Octrooibureau (EOB, zie: www.epo.org) waar uitvinders met één octrooiaanvraag in een groot aantal landen in Europa een octrooi kunnen registreren. Een Europees octrooi wordt in de lidstaten beschouwd als een nationaal octrooi. De hoofdvestiging van het EOB staat in München, maar een belangrijke nevenvestiging staat in Rijswijk.
Octrooigemachtigden
Octrooien worden geschreven en geregistreerd door specialisten van een aparte beroepsgroep, de octrooigemachtigden, zie: www.octrooigemachtigde.nl. Zij zijn het die de uitvinders begeleiden door het hele registratieproces, dat voor octrooien zeer complex en uitgebreid kan zijn. Als er eenmaal een octrooi is en er moet bescherming worden ingeroepen dan komt de zaak bij een gespecialiseerde octrooi-advocaat.
Octrooibescherming
Een octrooi geeft de octrooihouder het recht om ander te verbieden zonder diens toestemming:
Of er sprake is van inbreuk moet blijken uit een vergelijking met het octrooischrift. Zo’n octrooischrift, dat de registratie is van het octrooi, bevat een verklarende tekst, tekeningen en zogenaamde conclusies. De conclusies vormen de kern van de bescherming, de tekst en tekeningen dienen ter uitleg daarvan. Of een bepaald product of werkwijze inbreuk maakt op een octrooi is een heel lastige vraag die alleen met behulp van gespecialiseerde advocaten en octrooigemachtigden is te beantwoorden.
Octrooiprocedures in Den Haag
Procedures over inbreuken op octrooien worden in Nederland exclusief door de rechtbank en het hof Den Haag behandeld. Dat betekent dat als een partij toch een octrooiprocedure voor een andere rechter zou starten, deze die procedure moet verwijzen naar Den Haag. De reden dat in Nederland alleen in Den Haag wordt geprocedeerd over octrooien is dat de inhoud van dat soort zaken zeer specifiek en technisch is en alleen door gespecialiseerde rechters kan worden behandeld.
UPC
Op dit moment wordt door 25 lid-staten van de EU ook nog gewerkt aan een nieuw in te stellen Unitair Octrooi en een Europese octrooirechtbank, het ‘Unified Patent Court’ (UPC, zie: www.unified-patent-court.org). Dit UPC staat open voor alle lid-staten van de EU en biedt één procedure over de geldigheid van en inbreuken op Europese octrooien en het nieuwe Unitaire Octrooi. De uitspraken van het UPC zullen geldig zouden zijn voor alle 25 deelnemende landen, waardoor het niet meer nodig zou zijn in elk land apart te procederen. De planning is dat zowel het Unitair Octrooi als het Unified Patent Court op 1 december 2017 van start gaan.
Wat is een model?
Modellen en tekeningen, die twee worden samen geregeld, gaan over het uiterlijk van een voorwerpen. Het gaat hierbij om de bescherming van gebruiksvoorwerpen, dat wat we meestal met het begrip ‘design’ aanduiden. Bijna alle voorwerpen in onze maatschappij hebben een bewuste vorm meegekregen en die vorm kan in beginsel worden beschermd. Meubels, telefoons, auto’s, servies, al hun vormen kunnen modellen zijn. Minder voor de hand liggend, maar doordat ook tekeningen hieronder vallen, zijn ook tweedimensionale uiterlijkheden beschermd. Webpagina’s, characters uit computerspellen, pictogrammen, ook zij kunnen op deze manier worden beschermd.
Europese en Benelux modellen
Modellen bestaan er op nationaal en Europees niveau. Echt nationale modellen hebben wij in Nederland niet omdat ons modellenrecht, net als het merkenrecht, onder Beneluxrecht is geregeld. De Benelux is ooit opgericht als voorloper op de EEG, dat weer de voorloper is van de EU. Onder Beneluxrecht is maar een paar dingen geregeld, waardoor we daar normaal gesproken niet zo veel te mee te maken krijgen. Voor IE-specialisten is de Benelux echter, met het merken- en modellenrecht, alom aanwezig en heel belangrijk.
Vereisten om als model te kunnen worden beschermd
Modellen moeten om beschermd te kunnen zijn nieuw zijn en een eigen karakter hebben. De nieuwheid in het modellenrecht is niet absoluut, alleen modellen die al bekend waren bij de geïnformeerde gebruiker, de theoretische maatman van het modellenrecht, zijn niet nieuw. Dat kan betekenen dat als een model b.v. buiten Europa al bekend was, maar niet bij de Europese maatman, het model in Europa toch als nieuw kan worden beschouwd. Blijkt echter dat het model b.v. is getoond op een beurs buiten Europa waar ook de relevante personen vanuit Europa aanwezig waren, dan kan het weer snel zijn gedaan met de nieuwheid.
Het vereiste van het eigen karakter houdt in dat het model een andere algemene indruk moet hebben bij de geïnformeerde gebruiker dan eerdere vergelijkbare modellen.
Verschillende soorten modellen
Modellen kunnen zonder en met registratie zijn beschermd. Niet geregistreerde modellen zijn Europees beschermd en hebben een korte beschermingsduur van 3 jaar. Deze modellen zijn vooral bedoeld als bescherming voor kort lopende modellen, zoals b.v. kleding, en als beschermingsmiddel voor het MKB waar de budgetten voor IE-bescherming meestal wat kleiner zijn. Binnen een jaar na de eerste openbaarmaking kan de modelhouder nog beslissen om zijn model toch te registreren, dat levert dan een bescherming van 25 jaar op. Veel modelhouders in Nederland kiezen bij registratie meteen voor een Europees model boven een beperkter Benelux model, nu op die manier voor min of meer het zelfde geld bescherming wordt verkregen voor 28 in plaats van 3 EU lidstaten.
Europese modellen moeten worden geregistreerd bij het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (‘het Bureau’, vaak in het Engels aangeduid, ‘European Union Intellectual Property Office’, of kortweg ‘EUIPO’, zie: euipo.europa.eu/ohimportal/nl). Benelux modellen moeten worden geregistreerd bij het Benelux Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BBIE, zie: www.boip.int).
Modellen kunnen worden geregistreerd door advocaten en door merken- en modellengemachtigden. Deze gemachtigden zijn alleen niet gekwalificeerd om over de inbreuken op modelrechten te procederen, dat mogen alleen advocaten doen.
Modelbescherming
De houder van een tekening of model kan op grond van zijn recht hoe dan ook bezwaar maken tegen het gebruik van een voortbrengsel waarin de tekening of het model is verwerkt of waarop de tekening of het model is toegepast en dat hetzelfde uiterlijk vertoont als de gedeponeerde tekening of het gedeponeerde model. Daarenboven kan die houder zich verzetten tegen het gebruik van een voortbrengsel of tekening dat bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk wekt. Bij de beoordeling van die vraag moet dan wel rekening worden gehouden met de mate van vrijheid van de ontwerper bij de ontwikkeling van de tekening of het model.
Modelprocedures
Inbreukprocedures over modellen worden gevoerd voor de gewone rechter. Voor Beneluxmodellen kan iedere rechter die bevoegd is oordelen over een inbreuk, voor Europese modellen is alleen de Haagse rechter bevoegd. In de praktijk leidt dat er toe dat de meeste procedures over modellen worden gevoerd voor de rechter in Den Haag.
Wat is een merk?
Merken zijn de onderscheidingsmiddelen van een onderneming. Allerlei soorten tekens kunnen merken zijn, woorden, afbeeldingen, vormen, kleuren, etc. In de praktijk blijkt echter dat de niet-traditionele merken als vormen en kleuren heel moeilijk kunnen worden beschermd en dat het toch vooral de klassieke merktekens als woorden, afbeeldingen en logo’s zijn die uiteindelijk bescherming krijgen.
Vereisten om als merk te kunnen worden beschermd
Om een merk te kunnen zijn moet een teken kunnen onderscheiden. Beschrijvende woorden kunnen niet onderscheiden en krijgen dus geen bescherming. Stoel voor meubilair onderscheidt niet maar beschrijft een zitmeubel. Afbeeldingen kunnen ook beschrijvend zijn, zo werd onlangs nog de afbeelding van een bodybuilder als merk voor sportvoeding geweigerd. Voor vormen en kleuren wordt aangenomen dat deze vanuit zich zelf hoe dan ook geen onderscheidend vermogen hebben omdat de in aanmerking komende gemiddelde consument niet gewend zou zijn vormen en kleuren als merk te herkennen.
Onderscheidend vermogen kan wel groeien, merken kunnen inburgeren. Beschrijvende woorden, vormen en kleuren kunnen door intensief en langdurig gebruik uitgroeien tot een merk. Dit is overigens niet makkelijk, de bewijslast hiervoor is buitengewoon zwaar, en het lukt maar weinig tekens die van huis uit niet onderscheidend zijn om een merk te worden. Omgekeerd kan een merk door beschrijvend gebruik ook zijn onderscheidend vermogen verliezen en verworden tot soortnaam. Bekende voorbeelden daarvan zijn voormalige merken als Aspirine, Bakeliet, Frisby, Ranja en Wasserette. Sommige merken glijden heen en weer zoals bijvoorbeeld Jeep, dat begon als merk, afgleed naar soortaanduiding voor 4x4 auto’s en inmiddels weer is opgeklommen als merk van producent Chrysler.
Een essentieel onderdeel van de registratie van een merk is dat het merk moet worden ingeschreven voor bepaalde waren of diensten. Het onderscheidend vermogen van een merk moet daarom ook altijd worden onderzocht in relatie tot die bepaalde waren of diensten. Stoel mag dan niet onderscheidend zijn voor meubilair, voor kleding zou het een prima merk kunnen zijn.
Verschillende soorten merken
Om merkbescherming te kunnen inroepen moet het merk zijn geregistreerd. Voor Nederland bestaan er twee soorten merken, Benelux- en Europese merken. Nederlandse merken bestaan niet, ons ‘nationale’ merk is het Beneluxmerk. Registraties voor Benelux merken moeten worden aangevraagd bij het Benelux Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BBIE, zie: www.boip.int). Europese registraties moeten worden gedaan bij het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (‘het Bureau’, vaak in het Engels aangeduid, ‘European Union Intellectual Property Office’, of kortweg ‘EUIPO’, zie: euipo.europa.eu/ohimportal/nl).
Net als bij octrooien bleekt het ook bij merken onhandig om overal apart een merk te registreren. Om die reden is er een verdrag gemaakt, de Overeenkomst van Madrid (1891), waarbij hoort het latere Protocol van Madrid (1989), waarmee met één depot in meerdere landen over de hele wereld tegelijk een registratie kan worden gekregen. De uitvoering hiervan ligt bij de World Intellectual Property Oranisation (WIPO, zie: www.wipo.int/madrid/en/) in Genève.
Benelux merken bieden bescherming voor de hele Benelux, als ware het één enkel land. Europese merken doen het zelfde voor de hele EU, voor deze merken zijn alle 28 lidstaten van de EU één territoir, in principe zonder landsgrenzen. Voor beide soorten merken geldt dat zij steeds voor 10 jaar geldig zijn en zolang de merkhouder zijn taxen betaalt en zijn merk blijft gebruiken, blijft zijn merk geldig. Merken zijn dan ook in beginsel eeuwig durend. Eeuwig hebben we nog niet vaak meegemaakt, maar er zijn merken die al heel erg lang meegaan, zoals b.v. de biermerken Brand, dat al uit 1340 stamt en Grolsch dat in 1615 is opgericht.
Merkbescherming
De houder van een merk kan verschillende soorten bescherming inroepen. Allereerst kan hij zich verzetten tegen het gebruik van zijn eigen merk voor de waren of diensten waarvoor het merk is ingeschreven. Dit soort inbreuken wordt wel aangeduid als merkenpiraterij of counterfeiting, waarbij de inbreukmaker vaak zijn uiterste best doet niet alleen het merk maar ook het product zelf zo veel mogelijk op het origineel te laten lijken.
Bij de bestrijding van piraterij zijn naast advocaten ook andere (overheids)organisaties betrokken, zoals b.v. de douane (zie: www.belastingdienst.nl/..../namaakgoederen) en React (zie: www.react.org/).
Voorts kan de merkhouder zich verzetten tegen andere merken die worden gebruikt voor min of meer dezelfde producten of diensten en die weliswaar niet identiek zijn, maar toch een zodanige gelijkenis hebben dat de consument in verwarring kan komen over van wie de producten van dat merk nu afkomstig zijn. Het woord ‘verwarring’ is ook weer zo’n begrip waarover veel en al lang is geprocedeerd en een betekenis heeft gekregen die wat anders is dan men zo op het eerste gezicht zou verwachten. Verwarring in merkenrechtelijke zin betekent niet alleen dat de consument het ene product koopt terwijl hij dacht het origineel te kopen, maar slaat ook op de situatie dat die consument wel weet dat het niet om het origineel gaat, maar door het gelijkende merk toch denkt dat het andere product iets met het origineel te maken heeft. Verwarringsbescherming komt vaak voor bij huismerken van supermarkten die iets te veel gelijkenis zoeken met het originele merk of bij navolging van een populair product of merk als concurrenten ook zo’n product willen verkopen, de zogenaamde ‘me too’ producten. Verwarringsbescherming is de bescherming die het meest door merkhouders wordt ingeroepen.
Een derde vorm van bescherming is de zogenaamde bekendheidsbescherming. Het woord zegt het al, deze bescherming kan alleen worden ingeroepen voor merken die bekend zijn. Bekende merken kunnen zich ook verzetten tegen gebruik van dat merk of een gelijkend merk, voor andere producten of diensten waarvoor het merk is geregistreerd. Het gaat dan niet om de vraag of er verwarring is, maar of het andere merk ten onrechte meeprofiteert van de bekendheid en reputatie van het bekende merk of daaraan juist afbreuk doet. Coca Cola mag dan vooral bekend zijn als frisdrank, het kan zich zeer waarschijnlijk ook verzetten tegen gebruik van dat merk voor iets totaal anders als b.v. auto’s.
Merkprocedures
Inbreukprocedures over merken worden gevoerd voor de gewone rechter. Net als bij modellen kan voor Benelux merken iedere rechter die bevoegd is oordelen over een inbreuk en is voor Europese merken alleen de Haagse rechter bevoegd. In de praktijk leidt dat er toe dat de veel procedures over merken worden gevoerd voor de rechter in Den Haag.
Wat is een handelsnaam?
Een handelsnaam is de naam van een onderneming. Het recht op een handelsnaam ontstaat door gebruik van die handelsnaam. Registratie, b.v. bij de Kamer van Koophandel heeft geen gevolg voor het al dan niet bestaan voor een handelsnaamrecht. Vaak wordt gedacht dat met het registreren van de onderneming en de handelsnaam bij het Handelsregister er ook een recht ontstaat op die handelsnaam, maar dat is dus zeker niet zo.
Een handelsnaamrecht is een puur nationaal, Nederlands recht. Er bestaat geen Europese of internationale bescherming zoals bij veel andere IE-rechten.
Vereiste, bescherming en procedure
Voor handelsnamen geldt geen vereiste van onderscheidend vermogen zoals bij merken en beschrijvende handelsnamen kunnen in beginsel goed worden beschermd. Wel is het zo dat een handelsnaamrecht bescherming biedt tegen verwarring tussen de oudere en jongere handelsnaam. Dat betekent dat als de handelsnaam al té beschrijvend is, vaak wordt aangenomen dat er ook geen verwarring kan ontstaan. Op die manier wordt toch wel enig onderscheidend vermogen vereist voor bescherming.
De handelsnaamrechtelijke verwarring moet worden beoordeeld in verband met de aard en de plaats van de betrokken ondernemingen. In de tijd dat de Handelsnaamwet tot stand is gekomen, 1921, was de plaats van de onderneming een veel belangrijker factor dan nu, waarin bijna elke onderneming door internet wel nationaal bereik heeft. Maar ook nu kan bij heel lokaal actieve ondernemingen, zoals b.v. sommige horeca-ondernemingen, een afwijkende plaats toch er toe leiden dat er geen sprake kan zijn van verwarring. De aard van de onderneming is uiteraard wel altijd van belang, als die te sterk verschilt zal er niet snel sprake zijn van verwarring.
Handelsnaamrechten kunnen worden gehandhaafd voor elke bevoegde rechter in Nederland. De Handelsnaamwet geeft twee handhavingsmogelijkheden, met een dagvaarding bij de rechtbank een verbod vragen of met een verzoekschrift bij de kantonrechter de inbreukmakende handelsnaam laten wijzigen. Meestal willen eisers in dit soort geschillen snel een verbod en kiest men voor een verbod per dagvaarding in kort geding.
Wat is auteursrecht?
Het auteursrecht geeft bescherming voor ‘werken’ van letterkunde, wetenschap of kunst. In het begin was het auteursrecht er vooral voor schrijvers, componisten en kunstenaars maar in de loop van de tijd is het aantal soorten werken dat met auteursrecht kan worden beschermd enorm toegenomen. Onder auteursrecht kunnen o.a. worden beschermd, boeken, tijdschriften en alle andere geschriften, toneel, muziekcomposities, choreografie, beeldende kunstwerken, architectuur, fotografie, film, TV-formats, werken van toegepaste kunst, design, dus alles wat ook al als model kan worden beschermd en ook databanken en software. Het auteursrecht is daarmee alom aanwezig en zo’n beetje op alles wat we gebruiken en consumeren van toepassing.
Vereisten van bescherming
Auteursrecht is vormvrij, d.w.z. het ontstaat op het moment dat een werk wordt gemaakt. Dat heeft voordelen, er is meteen bescherming, maar ook nadelen, hoe bewijs je dat je op een bepaald moment welk werk hebt gemaakt? Er bestaan manieren om het bestaan van werken alsnog vast te leggen, d.w.z. dat er een datum en een stempel op wordt gezet zodat duidelijk is wat wanneer is gemaakt. Vroeger kon dat bij de belastingdienst, maar dat kan tegenwoordig niet meer. Een oplossing kan zijn het i-Depot van het BBIE, zie: www.boip.int/wps/portal/site/ideas. Zo’n i-Depot levert geen enkel recht op, maar geeft wel een officieel bewijs van datum en bestaan. Een andere oplossing kan zijn de materialen waarop het werk staat bij een notaris neer te leggen of de werken in escrow te geven, d.w.z. in bewaring geven aan gespecialiseerde ondernemingen die zo voor bewijs van het bestaan en de datum van het werk zorgen. Zie voor meer informatie:
en.wikipedia.org/wiki/Escrow#Intellectual_property
www.bumastemra.nl/auteursuitgevers/rechtenbescherming
http://www.rvo.nl/...../hoe-kunt-u-uw-idee-beschermen
Ideeën kunnen niet worden beschermd
De naam van het i-Depot is overigens wel enigszins misleidend, aangezien ideeën nooit kunnen worden beschermd. Alleen de concrete uitvoering van een idee, de expressie kan worden beschermd. Dat betekent dat ook stijl niet kan worden beschermd, hoe nieuw en populair die ook mag zijn. Een schilder mag schilderen in de stijl die iemand anders heeft bedacht, zolang hij maar niet concrete schilderijen van die eerste schilder overneemt.
Auteursrecht is een nationaal recht dat wereldwijd is beschermd
Een werk van auteursrecht is in beginsel alleen in Nederland op grond van de Nederlandse auteurswet beschermd. Maar omdat auteursrechtelijke werken zelden alleen maar nationaal zijn, is al lang geleden de al eerder genoemde Berner Conventie gesloten. Onder dat verdrag geven alle lidstaten elkaar dezelfde bescherming die ze hun eigen onderdanen ook geven. Een film die in Amerika is gemaakt wordt zo in Nederland onder de Nederlandse auteurswet beschermd. Dat heet het ‘assimilatiebeginsel’. Nu zo’n beetje alle landen lid zijn van de Berner Conventie geldt er min of meer wereldwijde bescherming voor auteursrecht.
Auteursrechtbescherming
Het auteursrecht geeft bescherming tegen openbaarmaking en verveelvoudiging door derden zonder toestemming van de houder. Net als bij de andere IE-rechten wordt er veel geprocedeerd over de precieze betekenis en invulling van deze begrippen en valt daar, zeker in verband met moderne media als TV en internet meer onder dan je in eerste instantie zou bedenken. Nu de er steeds meer media bijkomen die bovendien zich ook steeds technisch blijven ontwikkelen zal er ook in de toekomst nog veel worden geprocedeerd over wat nu precies ‘openbaar maken’ en ‘verveelvoudigen’ inhoudt.
Onder het auteursrecht vallen ook de morele rechten. Deze rechten geven onder meer recht op naamsvermelding van de auteur en bescherming tegen verminking van werken. Dat laatste speelt b.v. vaak bij architecturale werken in geval van een verbouwing. In Nederland regelt de auteurswet ook nog de portretrechten. Dat is het recht om je tegen gebruik van je portret te verzetten, ofwel omdat het je privacy schendt ofwel omdat je een commercieel belang hebt je portret te exploiteren, b.v. als model of als bekende acteur of sporter.
Het auteursrecht beschermt niet de rechten van de uitvoerende kunstenaar. Deze rechten zijn apart geregeld in de Wet op de Naburige Rechten. De bescherming die deze wet geeft lijkt erg op die van de auteurswet. Deze wet geeft ook bescherming aan de prestaties van de platenproducenten en omroeporganisaties.
Auteursrechtprocedures en handhaving
Auteursrechten kunnen worden gehandhaafd voor elke bevoegde rechter in Nederland. Anders dan bij de meeste andere IE-rechten gelden hiervoor geen speciale bevoegdheidsregels.
Er zijn veel organisaties die zich bezig houden met de handhaving met de handhaving van auteursrechten van groepen houders, die worden ook wel collectieve beheersorganisaties genoemd. Deze organisaties incasseren vergoedingen voor hun leden en verdelen de opbrengsten dan weer onder die leden. Zo is er de BUMA/Stemra (zie: www.bumastemra.nl) de auteursrechtenorganisatie van muziekauteurs en muziekuitgevers in Nederland die de belangen van haar leden wereldwijd behartigt. De Sena (zie: www.sena.nl) doet hetzelfde op grond van de wet op de naburige rechten voor muzikanten en producenten en de Norma (zie: www.stichtingnorma.nl ) voor musici en acteurs. Pictoright (zie: www.pictoright.nl) is de auteursrechtenorganisatie voor visuele makers in Nederland zoals illustratoren, beeldend kunstenaars, grafisch ontwerpers, fotografen en architecten. Videma (zie: www.videma.nl) vertegenwoordigt de auteursrechten van audiovisuele producenten en incasseert voor de vertoning en doorgifte van film- en televisiebeeld in bedrijven. De Stichting Reprorecht (zie: www.reprorecht.nl) incasseert weer vergoedingen voor het gebruik van informatie uit boeken, tijdschriften, kranten en andere publicaties voor de makers van die publicaties. Deze lijst is geenszins compleet, er zijn nog meer en er komen er ook nog steeds nieuwe bij.
4.1 Ex parte verbod
Er zijn meerdere manieren om IE-rechten te handhaven. In geval van heel duidelijke inbreuk, zoals bij merkenpiraterij en counterfeiting, is het mogelijk om bij de rechtbank een verbod te vragen zonder dat de gedaagde wordt gehoord, een zogenaamd ‘ex parte’ verbod. Zo’n ex parte verbod moet dan wel worden opgevolgd door een normale procedure.
4.2 Bewijsbeslag
Als je als IE-rechtenhouder bewijs wil krijgen over de inbreuk en de geleden schade, kan je ook bewijsbeslag leggen. Dat houdt in dat je beslag legt op de administratie van de inbreukmaker om zo bewijs te krijgen over de inhoud en omvang van de inbreuk en om te voorkomen dat er tijdens een procedure informatie zou verdwijnen.
4.3 Beslag
Uiteraard kan je als IE-rechtenhouder ook beslag leggen op inbeukmakende producten om te voorkomen dat die alsnog verhandeld zouden worden en zonodig ook op de productiemiddelen waarmee die inbreukmakende producten worden gemaakt. Om bewijs over de inbreuk te verkrijgen kan je ook voorafgaand aan een procedure eventueel getuigen laten horen.
4.4 Sommatiebrief en mogelijke vorderingen
In de meeste gevallen is het niet mogelijk een ex parte verbod te vragen en zal een gewone procedure moeten worden gestart. In dat geval begint de handhaving met het sturen van een waarschuwingsbrief die meestal ‘sommatiebrief’ wordt genoemd. In die brief vermeld de advocaat de rechten waarop inbreuk wordt gemaakt, de redenen waaruit de inbreuk blijkt en de eisen van de IE-rechtenhouder. In het algemeen wordt een verbod op verdere inbreuk gesommeerd, maar wordt ook geëist dat er een boete wordt betaald bij overtreding van de toezeggingen, dat de (vermeende) inbreukmaker opgave doet van alle informatie over de inbreuk, zoals in- en verkoopaantallen, prijzen, bron van herkomst, en namen en adressen van alle betrokken partijen. Zo kan de inbreuk in de hele keten worden aangepakt en de schadevergoeding worden berekend. Afhankelijk van het geval kan ook een rectificatie, een recall bij afnemers en een vergoeding van kosten worden gevraagd.
4.5 (Proces)kosten
Voor de kosten is het van belang dat in Nederland een systeem geldt waarbij de succesvolle partij in een procedure een volledige vergoeding van zijn juridische kosten kan vragen. Onder die kosten vallen zowel de kosten van rechtsbijstand, de advocatenkosten, maar ook de kosten van betrokken experts als octrooigemachtigden, marktonderzoek, technische experts, etc. Dat betekent dat zowel de IE-rechtenhouder als de aangevallen partij van tevoren extra goed moeten nadenken of ze de procedure aan willen gaan. Is de inbreuk wel duidelijk, dan zal de aangevallen partij er veelal beter aan doen meteen de zaak te schikken, ligt de inbreuk wat minder voor de hand, dan zal de IE-rechtenhouder van tevoren een weloverwogen afweging moeten maken. Bijstand van een specialistische IE-advocaat is dan onontbeerlijk om misstappen te voorkomen.
4.6 Kort geding
De meest gekozen procedure voor een snelle handhaving van IE-rechten is het kort geding. Een kort geding begint met het opstellen van een concept-dagvaarding en die naar de rechtbank te sturen om een datum voor een mondelinge behandeling te vragen. Bij dat verzoek moet de eiser de verhinderdata van zowel hemzelf als de gedaagde opgeven, die zal hij dus van te voren moeten hebben opgevraagd. De rechtbank stelt dan snel een datum vast, dat duurt meestal 1 tot 2 dagen. De datum van de mondelinge behandeling ligt meestal zo’n 4 tot 6 weken na het vragen van de datum, maar als het nodig is kan het ook (veel) sneller. Het vereiste voor een kort geding is dat de eiser spoedeisend belang moet hebben bij zijn vorderingen. Voor inbreuken op IE-rechten wordt dat al snel aangenomen, al kan het spoedeisend belang verloren gaan als de eiser te veel tijd laat verlopen tussen de sommatiebrief en het starten van het kort geding.
De eiser laat dan vervolgens de dagvaarding betekenen en moet ergens tussen de betekening en de mondelinge behandeling zijn bewijs indienen. De gedaagde moet daarna zijn bewijs overleggen. De aard van het kort geding brengt met zich mee dat partijen tot 24 uur voor de zitting bewijs mogen overleggen. Een goede voorbereiding is daarom cruciaal om verrassingen te voorkomen. De mondelinge behandeling, het pleidooi, duurt meestal zo’n 2 uur, waarbij de advocaten van partijen elk zo’n 45 minuten mogen pleiten en daarna nog kort op elkaar mogen reageren in de zogeheten re- en dupliek. Daarna sluit de rechter, die in kort geding ‘voorzieningenrechter’ heet de zitting en wijst dan in het algemeen 2 weken later vonnis.
4.7 Ten uitvoer leggen
Wint de IE-rechtenhouder het kort geding dan moet hij beslissen of hij het vonnis, met het verbod en mogelijk andere veroordelingen ten uitvoer wil leggen, ook wel ‘executie’ genoemd. Executie van een uitspraak leidt tot aansprakelijkheid als in hoger beroep het vonnis alsnog wordt vernietigd en de gedaagde alsnog zou winnen.
4.8 Hoger beroep en cassatie
De verliezende partij kan binnen 4 weken in hoger beroep bij het bevoegde gerechtshof. Heeft de verliezer grote haast, b.v. als de executie van het vonnis het einde van zijn bedrijf zou betekenen of als er een TV-programma toch dreigt te worden uitgezonden, dan kan hij een spoedappèl aanvragen en bij extreem grote haast zelfs een turbo-spoedappèl. Een normaal hoger beroep in kort geding duurt 6-12 maanden, dat kan per zaak en gerechtshof verschillen. Bij verlies in hoger beroep kan men ook nog in cassatie gaan bij de Hoge Raad, maar dat kan alleen maar als het gerechtshof het recht verkeerd heeft toegepast, over de feiten kan dan niet meer worden geprocedeerd.
4.9 Internationale aspecten
Veel IE-rechten hebben een Europees karakter en daarvoor kan de rechter een voor de hele EU geldend verbod opleggen. Maar ook voor nationale rechten is het recht zo uitgelegd dat in bepaalde gevallen ook voor andere landen een verbod kan worden opgelegd. Zo’n internationaal verbod kan niet alleen aan een Nederlandse gedaagde worden opgelegd, maar ook aan buitenlandse gedaagden die betrokken zijn bij dezelfde inbreuk. Dat betekent b.v. dat bij een groep van ondernemingen niet alleen een verbod kan worden gevraagd tegen de Nederlandse dochteronderneming, maar in dezelfde procedure ook de buitenlandse moeder-onderneming kan worden meegenomen. Maar ook als de ondernemingen op zich niets met elkaar te maken hebben kan een buitenlandse betrokken onderneming, b.v. een buitenlandse leverancier, ook worden betrokken in de Nederlandse procedure. Ook hier geldt weer dat procederen in IE-zaken heel complex kan zijn en zonder bijstand van een gespecialiseerde IE-advocaat niet goed mogelijk is.
4.10 Bodemprocedure
In kort geding kunnen alleen voorlopige maatregelen worden gegeven, definitieve geboden, zoals b.v schadevergoeding of vernietiging van inbreukmakende producten of productiemiddelen, kunnen alleen in een bodemprocedure worden toegewezen. In een bodemprocedure laat de eiser een dagvaarding betekenen en legt hij zijn bewijs over. De gedaagde krijgt dan in beginsel 6 weken om een schriftelijk antwoord in te dienen en zijn tegenbewijs in te dienen. Als hij dat zou willen is dat ook het moment om een tegeneis in te dienen, b.v. de ongeldigheid van het door eiser ingeroepen recht. Na het antwoord bepaalt de rechtbank een datum voor een speciaal soort mondelinge behandeling, de comparitie. Anders dan bij een pleidooi waar de advocaten pleiten de rechter vooral luistert, heeft de rechter een actieve rol en probeert deze met vragen zo veel mogelijk over de zaak aan de weet te komen. Na de comparitie sluit de rechter de procedure en wordt er vonnis gewezen. In het algemeen duurt het zo’n 12 weken voordat er een vonnis komt. Alles bij elkaar duurt een bodemprocedure meestal 12 tot 18 maanden. In octrooizaken gelden afwijkende regels voor de bodemprocedure.
Ook in een bodemprocedure zijn er de mogelijkheden van hoger beroep en cassatie.
4.11 Europese aspecten
Nu veel IE-rechten Europees zijn bepaald en ook veel procesrecht door Europees recht wordt beheerst, kan het gebeuren dat een rechter wil weten of het Nederlands recht op een bepaald punt wel in overeenstemming is met Europees recht of wil hij uitleg over een bepaalde Europese regel. De rechter kan dan een vraag van uitleg stellen aan het Hof van Justitie van de EU. Zo’n uitlegprocedure duurt in het algemeen ook weer 12 tot 18 maanden. Nadat het Hof van Justitie arrest heeft gewezen, gaat de zaak in Nederland weer verder.